ARNHEM/LEEUWARDEN - Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft vandaag in hoger beroep het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging van de ten laste gelegde feiten in de ‘Maggiora-drugszaak’.

Waar gaat het over?

Het opsporingsonderzoek ‘Maggiora’ richtte zich op internationale handel in cocaïne, de exploitatie van een amfetamine- en/of MDMA-laboratorium en het witwassen van opbrengsten. Bij diverse huiszoekingen werden drugs, wapens en munitie gevonden. De verdachten werd ook verweten deel uitgemaakt te hebben van een criminele organisatie. In hoger beroep oordeelt het hof Arnhem-Leeuwarden over vijf verdachten die door de rechtbank voor hun aandeel in de feiten zijn veroordeeld.

Verklaring medeverdachte

De veroordelende vonnissen van de rechtbank berustten voor een belangrijk deel op verklaringen van één van de medeverdachten. Hij heeft een volledig bekennende verklaring afgelegd bij de politie waarbij hij ook belastend verklaarde over de overige verdachten.

Onderzoek naar totstandkoming verklaring medeverdachte

In hoger beroep heeft het onderzoek zich voornamelijk gericht op de wijze waarop de bekennende verklaring van de medeverdachte tot stand is gekomen. De advocaten van de verdachten zijn volhardend geweest in het aandringen op nader onderzoek naar de omstandigheden waaronder deze verklaring tot stand is gekomen. Langzaam maar zeker is er tijdens het onderzoek in hoger beroep meer informatie naar boven gekomen, waaruit bleek dat aan de medeverdachte toezeggingen zijn gedaan die van invloed zijn geweest op zijn verklaringsbereidheid en/of de inhoud van zijn verklaringen. Er is gebleken dat er aanvankelijk door de officier van justitie toezeggingen zijn gedaan over verbetering van de omstandigheden waaronder deze medeverdachte vast zat in de gevangenis (gunstbetoon). Uit onderzoek is gebleken dat er aanvankelijk wel een proces-verbaal is opgemaakt, maar dat dit proces-verbaal uit het systeem is verwijderd en dat het Openbaar Ministerie in ieder geval één proces-verbaal heeft laten hernummeren, teneinde te voorkomen dat dit verwijderen uit de nummering van de daaropvolgende processen-verbaal zou blijken. Het Openbaar Ministerie heeft door dit handelen de waarheidsvinding gefrustreerd.


OM niet transparant

Later zijn aan de medeverdachte toezeggingen gedaan over de straf die in zijn eigen strafzaak door de officier van justitie geëist zou worden en over de manier waarop hij de uiteindelijke straf die hij opgelegd kreeg, uit zou mogen zitten. De voorwaarde die aan deze toezeggingen was verbonden, was niet alleen dat deze medeverdachte mee zou moeten blijven werken aan het onderzoek ‘Maggiora’, maar ook dat hij niet mocht verklaren over de contacten die hij met het Openbaar Ministerie had in het kader van de verklaringen die hij aflegde. De medeverdachte heeft tijdens de gehele procedure bij de rechtbank inderdaad meegewerkt en gezwegen over de contacten met het Openbaar Ministerie, ook ten overstaan van de rechtbank zelf. Het Openbaar Ministerie is niet transparant geweest over het gunstbetoon en ook niet over de toezeggingen die zijn gedaan aangaande de strafeis van de officier van justitie. Het gebrek aan transparantie van het Openbaar Ministerie heeft tot en met het onderzoek in hoger beroep geduurd.

Wettelijke voorschriften omzeild

Daarnaast heeft de medeverdachte, met de toezeggingen van het Openbaar Ministerie in het vooruitzicht, meegewerkt aan het onderzoek ‘Maggiora’. Het Openbaar Ministerie heeft de verklaringen van de medeverdachte in het opsporingsonderzoek ingebracht zonder aan de verdediging en de rechter kenbaar te maken hoe de verklaringen tot stand waren gekomen. Dit handelen van het Openbaar Ministerie heeft ertoe geleid dat de wettelijke voorschriften die gelden voor het maken van afspraken met een criminele medeverdachte zijn omzeild. Dit betekent ook dat de garanties die in het wettelijk systeem zijn ingebouwd ter bescherming van de belangen van de criminele verdachte, van de andere verdachten en ter bescherming van de rechtstaat, niet zijn nageleefd.

De zittingsrechter hoort de betrouwbaarheid van de verklaringen van een getuige ten volle te kunnen toetsen. Hiervoor dient hij volledig zicht te hebben op de wijze waarop verklaringen tot stand zijn gekomen. De controle en toetsing door de rechtbank heeft door het handelen van het Openbaar Ministerie niet plaats kunnen vinden. Ook bij het gerechtshof heeft het lang geduurd en het gerechtshof heeft uitzonderlijke beslissingen moeten nemen om te achterhalen wat er had plaatsgevonden tussen de bekennende medeverdachte en het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie wist dat deze verklaringen van groot belang waren voor het opsporingsonderzoek en het bewijs van de verweten feiten. De gebreken in het handelen van het Openbaar Ministerie wegen derhalve zwaar in het oordeel van het hof.

Geen eerlijk proces

Het gerechtshof is van oordeel dat het Openbaar Ministerie de bijdrage die het moet leveren aan het tot stand komen van een eerlijk proces niet heeft geleverd. Een eerlijk proces is een fundamenteel recht dat elke verdachte toekomt. Het is gewaarborgd in artikel 6 EVRM. Door het tijdsverloop is het ook nog zo dat de mogelijkheden voor de verdediging om (kritische) vragen te stellen zijn gefrustreerd. De informatie die in hoger beroep bekend is geworden compenseert de gebreken in het handelen van het Openbaar Ministerie niet voldoende.

Er heeft al met al geen sprake kunnen zijn van een eerlijk proces.

Het hof verklaart het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk in de strafvervolging van de ten laste gelegde feiten.